Blogs·Sociale Competenties

Sociale competenties deel 2: het car-model

Als voetbalcoach wil je spelers iets bijbrengen; individueel en op teamniveau. Je kan je vast voorstellen dat het daarbij helpt als er een omgeving wordt gecreëerd waarin ook echt geleerd kan worden. Een omgeving waarin spelers zich niet plezierig of veilig voelen kan en zal ontwikkeling afremmen. Hoe ziet een leeromgeving eruit waarin spelers kunnen leren en wat is je rol als coach hierin? Het car-model geeft antwoord op deze vragen.

In dit artikel leg ik het car-model uit en maak ik het direct toepasbaar voor voetbalcoaches. Voor een uitgebreidere toelichting op het model verwijs ik graag naar het ‘Handboek voor leraren’.

Car-model
Het car-model leert ons dat in een krachtige leeromgeving wordt voldaan aan 3 basisbehoeften van een leerling of, in de context van voetbal, een speler:

  1. Competentie: een speler moet het gevoel dat hij/zij de taak aankan
  2. Autonomie: de speler moet (tot op zekere hoogte) eigen keuzes kunnen maken
  3. Relatie: de speler moet het gevoel hebben erbij te horen

Competentie
Om zich competent (bekwaam) te kunnen voelen, moet een speler ervan overtuigd zijn de taak aan te kunnen. Dit kan een taak tijdens een training (bijvoorbeeld het aannemen van een bal) of de specifieke taak tijdens een wedstrijd (bijvoorbeeld een spits uitschakelen). Tijdens onderwijs, of trainingen, richt men zich op wat de speler nog net niet kan. Als een speler het gevoel heeft iets te hebben geleerd en de taak aan te kunnen zal dit de motivatie bevorderen.

Andersom werkt het demotiverend als je als speler het gevoel hebt dat je iets helemaal niet kan. Elke trainer heeft wel ervaring met een oefenvorm waarbij de uitvoering helemaal niet was zoals je wilde. Het lukte spelers niet om uit te voeren wat je vroeg. Dat is frustrerend en er ontstaat gemor. Je kan er dan voor kiezen de vorm iets eenvoudiger te maken of door te gaan naar een volgende oefenvorm.

Belangrijk is ook dat je kan inschatten tegen welke problemen de speler in het leerproces kan aanlopen. Als je weet tegen welke hobbel de speler aanloopt, of het team als geheel, kun je de spelers beter begeleiden.

Oké, het werkt dus motiverend als spelers het gevoel hebben de taak aan te kunnen. Wat werkt nog meer motiverend volgens het car-model:

  • Het enthousiasme van de coach. Ben jij enthousiast over de sport, de oefenvorm, de wedstrijd etc.?
  • Als er betekenis wordt gegeven aan leerstof. Bijvoorbeeld als een speler toegevoegde waarde ziet van de training voor een wedstrijd of voor eigen ontwikkeling
  • Een speler weet wat er van hem/haar wordt verwacht. Maar je verwachtingen moeten niet te hoog gespannen zijn, dat kan averechts werken. Een verwachting moet reëel maar mag best uitdagend zijn. Hoe daag jij je spelers uit?

Autonomie
Leren lukt beter als een leerling in staat is eigen keuzes te maken. Een leraar kan dat bereiken door keuzevrijheid in te bouwen in het onderwijs. Vertaald naar voetbal: als een trainer/coach keuzevrijheid inbouwt in de training kan een speler beter leren. Als spelers eigen keuzes kunnen maken, zal hij/zij ook meer verantwoordelijkheid voelen voor het leerproces. Binnen het voetbal hoeft dit niet eens alleen te gelden voor individuele ontwikkeling maar kan het ook betrekking hebben op teamfuncties. Is de gekozen tactiek, formatie etc. een keuze van de coach of zijn de spelers hierin ook gehoord of betrokken? En de training, hebben spelers invloed op de oefenvormen of op de manier van trainen? Of op het maken van keuzes binnen een oefenvorm?

Voor individuele ontwikkeling van spelers is het belangrijk om te weten hoe spelers het beste leren. Iedereen heeft een eigen leerstijl. Een populair model over leerstijlen is gemaakt door de Amerikaanse psycholoog David Kolb. Kolb onderscheidt 4 leerstijlen: de doener, de beschouwer, de denker en de beslisser. Dit schreef ik daar eerder dit over.

Relatie
Rondom voetbal speelt zich een sociaal proces af. Zoals leerlingen naar school gaan, zo gaan voetballers naar de voetbalclub. Een deel van het sociale leven vindt plaats op de club. Voor sommige spelers weegt dit aspect zelfs zwaarder dan het presteren: gewoon lekker met vrienden of vriendinnen voetballen! Als spelers met elkaar zijn verbonden, een team zijn, is er een goede voorwaarde gecreëerd om tot gezamenlijke prestaties te komen.

Als coach ben je vanzelfsprekend ook onderdeel van dit sociale proces. Het is van belang dat je een positieve relatie met je spelers onderhoudt. En dat spelers zich niet onopgemerkt of anoniem voelen.

Vragen die jij je op dit gebied zou kunnen stellen: Hoe goed ken jij je spelers? Weet je bijvoorbeeld wat spelers naast voetbal doen? In hoeverre toon je hiervoor belangstelling? Of beperkt het contact zich tot enkel voetbal gerelateerde zaken? Hoe praat je over spelers als ze er niet bij zijn? Heb je oog voor spelers die buiten de groep dreigen te vallen? Geef je spelers het gevoel dat ze ertoe doen? Durven spelers zich uit te spreken naar jou als ze het oneens met je zijn?

Tot slot
Competentie, autonomie en relatie. Mooie zaken om over na te denken en dan vooral hoe dit als coach in de praktijk brengt. Een veilig leerklimaat gaat je team zeker weten vooruit helpen om te presteren. Het is verstandig daarin te investeren en als coach daarin het goede voorbeeld te geven.  

Tips en reacties zijn welkom. Binnenkort deel 3 in de serie over sociale competenties!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *